Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud
Patiëntenfolder

Prikinstructie subcutaan injecteren

Download PDF

U gebruikt Fenprocoumon (Marcoumar®) of Acenocoumarol (Sintrom®) en u hebt een onderzoek of behandeling aan het hart ondergaan of u wordt binnenkort behandeld. Voor een dergelijke behandeling is het belangrijk dat de bovengenoemde medicatie tijdig wordt gestopt en na de behandeling weer wordt hervat. Om de tijd te overbruggen dat de INR-waarde niet optimaal is en het hogere risico op trombose bestaat, is tijdelijke toediening van bloedverdunnende injecties noodzakelijk.De injecties worden subcutaan toegediend, dat wil zeggen in het onderhuidse weefsel. Het medicijn wordt vanuit dit weefsel in het bloed opgenomen.

U kunt makkelijk zelf leren te injecteren. De meeste patiënten ervaren het zichzelf injecteren als een eenvoudige handeling. Het voordeel hiervan is dat u niet afhankelijk bent van anderen.

Als u dat wenst, kunt u de injecties laten geven door uw partner of familielid. De verpleegkundige geeft u en desgewenst anderen instructie om het injecteren zelf te leren. In deze folder kunt u alles nog eens rustig nalezen.

Aanwijzingen voor gebruik en toediening

De injecties, Clexane (Enoxaparine) of Fragmin (Dalteparine), worden kant-en-klaar geleverd en bevatten laagmoleculaire heparinen. Dit zijn antistollingsmiddelen met een kortere werkingsduur dan Fenprocoumon (Marcoumar®) of Acenocoumarol (Sintrom®).

De dosering wordt door de arts voorgeschreven en is afhankelijk van uw gewicht. Er moet tweemaal per dag geïnjecteerd worden, bij voorkeur om 8 uur ’s ochtends en 8 uur ’s avonds.

Injecteren voor de behandeling

Als u de injecties gebruikt ter voorbereiding op de behandeling, gebruik deze dan niet op de dag van de behandeling, onderzoek of operatie!

Injecteren na de behandeling:


U krijgt van ons als u naar huis gaat een recept mee voor de apotheek en een formulier voor de trombosedienst.
Op dit formulier staan:
  • de startdatum van de antistollingsmedicatie en
  • de dosering van de antistollingsmedicatie die u gebruikt of gaat gebruiken en
  • de eerstvolgende controledatum door de trombosedienst.

Afhankelijk van de INR-waarde hoort u van de trombosedienst of een zorgverlener van het ziekenhuis wanneer u kunt stoppen met het toedienen van de injecties.



Bloedingen


Door deze behandeling kunt u gemakkelijker bloeden. Bij abnormale bloedingen moet u meteen uw arts raadplegen.


Werkwijze


  • Was uw handen. Zet de injectiespuit en naaldenbeker klaar op een schone ondergrond.
  • Controleer de kant-en-klare injectiespuit op intacte verpakking en houdbaarheidsdatum.
  • Open de verpakking, maar laat de spuit hierin nog even liggen.
  • De aanwezige luchtbel in de injectiespuit niet verwijderen; deze zorgt ervoor dat alle vloeistof wordt geïnjecteerd. Na volledige injectie zal deze luchtbel de ruimte in de naald opvullen zodat alle werkzame stof toegediend wordt. De lucht die in de spuit aanwezig is, kan geen schade aanbrengen.
  • Op de tekening ziet u de aanbevolen plaatsen om de injectie toe te dienen (afbeelding 1).
  • Kies een plek om te prikken:
    • de buik, naast of rond de navel (voorkeur), houdt altijd 3 vingers afstand rond de navel.
    • de bovenkant van de bovenbenen
    • wissel van prikplaats, prik niet in een blauwe plek, wond, zweer of andere onregelmatigheid.


Plekken op het lichaam voor injectie

Afbeelding 1


  • Pak de spuit in de dominante hand en haal de beschermhoes van de naald, raak de naald hierna niet meer aan en leg de spuit niet meer neer. Heeft u de naald per ongeluk aangeraakt pak dan een nieuw exemplaar.
  • Pak een huidplooi op de prikplaats tussen duim en wijsvinger (afbeelding 2) van de niet dominante hand, de huid dient schoon te zijn maar hoeft niet ontsmet te zijn.

Pak een huidplooi op

afbeelding 2

Steek de naald in een beweging rechtop in de huidplooi

afbeelding 3

Druk de spuit rustig leeg

afbeelding 4



  • Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt, de naald moet helemaal in de huid geprikt worden (afbeelding 3).
  • Druk de spuit rustig leeg inclusief luchtbelletje (afbeelding 4).
  • Laat de naald 5 seconden in de huid zitten om te voorkomen dat er vloeistof terugloopt.
  • Trek de naald met één beweging uit de huid en laat daarna pas de huidplooi los. Er kan een druppeltje bloed ontstaan, een pleister is meestal niet nodig.
  • Deponeer de spuit in een naaldencontainer, gooi deze niet bij het ander afval om te voorkomen dat een ander zich hieraan prikt.


Let op: Na het injecteren niet over de insteekplaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken of verergeren.

Algemene informatie

  • Een naaldenbeker of container is verkrijgbaar bij uw apotheek en dient ook hier of bij een inzamelpunt voor klein chemisch afval te worden ingeleverd. Dit is gratis.
  • Lees ook de bijsluiter of informatie van uw apotheek.
  • Als tijdens de behandeling ernstige bijwerkingen optreden, zoals bloedingen of grote blauwe plekken, overleg dan altijd met uw huisarts of specialist.
  • Stop niet op eigen gelegenheid met dit middel.

Vragen


Heeft u nog vragen, neemt u dan contact op met de kliniek cardiologie, telefoon (010) 703 53 49.