Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud
Patiëntenfolder

Op de preoperatieve polikliniek

Alles over anesthesie

Als u een operatie krijgt, heeft u eerst een afspraak op de preoperatieve polikliniek. Het doel is te bepalen hoe uw gezondheidstoestand is, welke operatierisico’s op u van toepassing zijn en welke verdoving het meest geschikt is. U vindt hier de informatie rond anesthesie op een rij.

Download PDF

Welke vormen van anesthesie zijn er?

De operatie vindt altijd plaats met verdoving, ook wel anesthesie genoemd.
Er zijn verschillende vormen:
  • Algehele verdoving
  • Regionale verdoving
  • Plaatselijke verdoving

Algehele verdoving

Bij algehele verdoving krijgt u narcose. De anesthesioloog brengt u in een soort slaaptoestand en zorgt ervoor dat u na de operatie weer wakker wordt.

Bijwerkingen
Na afloop kunt u last hebben van misselijkheid, braken, keelpijn en heesheid. U hoeft zich hierover niet ongerust te maken. Deze klachten verdwijnen vanzelf na een of twee dagen. Verder kunt u zich enige dagen katterig, suf of slaperig voelen.

Complicaties
Ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen. Zo kunnen er allergische reacties op medicijnen optreden. Bij het inbrengen van het beademingsbuisje kan uw lip of in uitzonderlijke gevallen uw gebit worden beschadigd. Soms zijn er tijdelijk plasproblemen. Door een ongelukkige houding tijdens de operatie kan een zenuw in de arm of het been beklemd raken, waardoor tintelingen en krachtverlies kunnen blijven bestaan. Bespreek met uw anesthesioloog of de anesthesie in uw geval bijzondere risico’s met zich meebrengt.

Regionale verdoving met een ruggenprik

Bij een regionale verdoving wordt een gedeelte van uw lichaam verdoofd. Meestal gebeurt dit met een ruggenprik (epiduraal/spinaal), waarbij de onderste helft van het lichaam gevoelloos gemaakt wordt.

Bijwerkingen
Het plassen na een ingreep kan tijdelijk moeilijk zijn. Verder is het mogelijk dat u hoofdpijn krijgt. Dit gaat meestal over met pijnstillers, extra vocht en platliggen. Soms kan tijdelijk rugpijn optreden. Misselijkheid komt af en toe voor.

Complicaties
In zeldzame gevallen kunnen tintelingen of een zenuwbeschadiging optreden.

Regionale verdoving van een arm

Een andere vorm van regionale verdoving is de verdoving van een arm door een prik in de oksel of via een infuusnaald.

Bijwerkingen
Bij een plaatselijke verdoving in uw arm kan het gevoel in en de controle over de arm de eerste dag nog verminderd blijven. Het is van belang een mitella (draagdoek) te dragen of de arm te ondersteunen. Probeer ‘s nachts niet op de arm te liggen.

Complicaties
In zeldzame gevallen kunnen na de operatie enige tijd tintelingen of een zenuwbeschadiging optreden.
In sommige gevallen bestaat de mogelijkheid dat de regionale verdoving onvoldoende werkt. In dat geval krijgt u alsnog narcose.

Plaatselijke verdoving

Bij een plaatselijke of lokale verdoving wordt de plaats van de operatie verdoofd met injecties. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij oogoperaties.

Rond de operatie


Voorbereiding op de operatie

Nuchter zijn
Voor uw operatie moet u nuchter zijn. U mag dan niet eten, drinken of roken.
6 uur voordat u in het ziekenhuis moet zijn, mag u niet meer eten en roken. U mag dan nog wel heldere dranken drinken. Bijvoorbeeld water, thee en aanmaaklimonade. 2 uur voordat u in het ziekenhuis moet zijn, mag u ook niets meer drinken.

Ligt u de dag voor de operatie al in het ziekenhuis? Dan vertelt de verpleegkundige hoe laat u nuchter moet zijn.

Gebruikt u medicijnen? Bespreek dit altijd met uw arts. Sommige medicijnen mag u rond de operatie niet innemen. Moet u de medicijnen innemen? Dit mag altijd met een slokje water. Ook in de tijden dat u nuchter moet zijn.

Meer informatie over nuchter zijn bij een operatie leest u in de folder “Nuchter rondom een operatie

Medicatie
De anesthesioloog bespreekt met u welke medicatie u de dag voor de operatie en op de operatiedag moet innemen. Gebruikt u bloedverdunnende medicijnen, zoals Ascal, Aspirine, Plavax, Sintrom of bepaalde pijnstillers? Vertel dit altijd aan de anesthesioloog. Soms spreekt de anesthesioloog de avond voor de operatie of de dag van de operatie een medicament voor u af, bijvoorbeeld als u erg nerveus bent. Neem alle medicijnen die u thuis gebruikt mee als u naar het ziekenhuis komt.

Roken
Het is natuurlijk beter om helemaal niet te roken, maar in de uren voor de operatie moet u het zeker niet doen. Rokers hebben geïrriteerde luchtwegen. Het is daarom moeilijker de ademhaling te controleren bij een roker. U moet beseffen dat hoesten ook na afloop van de operatie erg hinderlijk is.

Vervoer naar huis

Als u op de dag van de operatie naar huis mag, zorg er dan voor dat u door een volwassene begeleid wordt. Regel vervoer per taxi of laat u met de auto naar huis brengen door een familielid of bekende. U mag zelf niet rijden.

De operatie

In het operatiecomplex

Op de afdeling krijgt u meestal een operatiejasje aan. Mensen met een gebitsprothese en/of bril moeten deze achterlaten. Voordat u de operatiekamer binnengaat, gaat u tijdelijk met uw bed naar een wachtruimte. Als de voorafgaande ingreep langer duurt dan voorzien, kan het enige tijd duren voordat u daadwerkelijk naar de operatiekamer gebracht wordt.

Op de operatiekamer

Op de operatiekamer ontmoet u de anesthesioloog die verantwoordelijk is voor de anesthesie tijdens de operatie. Hij of zij dient de plaatselijke of algehele verdoving toe. Het kan zijn dat u een andere anesthesioloog treft dan de anesthesioloog die u op de polikliniek heeft gesproken. U krijgt voor de operatie altijd een infuus. Verder sluiten we u aan een monitor aan om onder andere de hartslag, de bloeddruk en het zuurstofgehalte in het bloed te bewaken.

Tijdens de operatie

Het anesthesieteam waakt tijdens de hele operatie over u. Het kan nodig zijn tijdens de operatie een slangetje in de blaas of in de maag te plaatsen. Dit is dan na de operatie nog steeds aanwezig. Het kan ook zijn dat u tijdens of na de operatie bloed nodig heeft. Als u hiertegen principiële bezwaren heeft, is dit met u besproken tijdens het preoperatieve gesprek op de polikliniek.

Na de operatie


Uitslaapkamer

Na de operatie gaat u eerst naar de uitslaapkamer. De anesthesioloog beoordeelt wanneer u terug kunt naar uw eigen verpleegafdeling, naar de PACU (Post Anesthesia Care Unit) of naar de IC (Intensive Care).

Pijnbestrijding

De anesthesioloog zal na de operatie goede pijnbestrijding voor u afspreken. De pijnstilling krijgt u in de vorm van zetpillen, tabletten en/of injecties. Eventueel krijgt u een pijnpomp, waarmee u zelf de pijnbestrijding kunt regelen. Een andere mogelijkheid is dat u een slangetje in de rug krijgt (epiduraal katheter) waardoor continu een pijnstillend middel gegeven kan worden. Ook na de operatie kan op verzoek de anesthesioloog bij u langskomen.
Naar huis
Doe het thuis de eerste 24 uur na de operatie rustig aan en zorg ervoor dat u niet alleen thuis bent. Bestuur geen machines, neem geen belangrijke beslissingen. Eet en drink licht verteerbare voeding.
Het is heel gewoon dat u zich na een operatie een tijdlang niet fit voelt. Dat ligt niet alleen aan de anesthesie, maar ook aan de ingrijpende gebeurtenis die iedere operatie nu eenmaal is. Het lichaam moet in zijn eigen tempo herstellen. Dat heeft tijd nodig.

Veranderingen in uw gezondheid

Tussen uw afspraak met de anesthesioloog op de preoperatieve polikliniek en de dag van de voorgenomen operatie kan uw gezondheid veranderen. U heeft bijvoorbeeld hartklachten gekregen of u bent nieuwe of andere medicijnen gaan gebruiken. Ook kunt u vanwege ziekte of ongeval onder behandeling zijn van een andere specialist.
Is uw gezondheidstoestand veranderd? Het is belangrijk dat u dit doorgeeft aan de polikliniek anesthesiologie,
telefoonnummer (010) 704 01 02, bereikbaar van 8.00 uur - 16.30 uur.
U kunt ook een e-mail sturen naar poli-anesthesiologie@erasmusmc.nl

Contact

Heeft u nog vragen? Dan kunt u bellen met de polikliniek anesthesiologie, telefoonnummer (010) 704 01 02
U kunt ook een e-mail sturen naar poli-anesthesiologie@erasmusmc.nl