Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud
Patiëntenfolder

Antistollingsmedicijnen

Antistollingsmedicijnen (of bloedverdunners) zorgen ervoor dat het bloed minder snel stolt. Hierdoor is de kans kleiner dat u trombose krijgt. Verkeerd gebruik van antistollingsmedicijnen kan gevaarlijk zijn. Daarom is het belangrijk dat u weet wat antistollingsmedicijnen doen, hoe u deze moet innemen en dat u het advies van uw arts goed opvolgt. Hier vertellen we u meer over antistollingsmedicijnen en trombose.

Download PDF

Over trombose

Bij trombose raakt een bloedvat verstopt door een bloedstolsel. Hierdoor stroomt het bloed niet meer goed door. Trombose kan ontstaan in een ader (vene) of een slagader (arterie).

Trombose in een ader

Aders zijn bloedvaten die het bloed vanuit het lichaam weer terug naar het hart brengen. Aders hebben een dunne wand en kleppen, die ervoor zorgen dat het bloed niet de verkeerde kant op kan stromen.

Ader
Als trombose een ader (vene) afsluit, noemen we dat veneuze trombose. Deze trombose zit meestal in het been of de buikholte. Als het stolsel afbreekt, komt het vast te zitten in de kleine vaatjes in de longen. Dit noemen we een longembolie. Het stolsel kan ook in de longen zelf ontstaan, dit noemen we ook een longembolie.

Trombose in de grote, diep gelegen aders in bijvoorbeeld de benen noemen we diep veneuze trombose (DVT).

Trombose in een slagader

Slagaders zijn bloedvaten die het bloed vanuit het hart naar het hele lichaam brengen. Deze slagaders hebben een dikke, elastische wand. In slagaders stroomt het bloed snel.

slagader of arterie
Als een trombose een slagader (arterie) afsluit, noemen we de arteriële trombose. Als het stolsel afbreekt, komt het vast te zitten in het hart of in de kleine vaten in de hersenen. Dat noemen we een hartinfarct of een herseninfarct.

Hoe ontstaat trombose?

Bij trombose is het systeem van stolling uit balans. In ons bloed zitten stoffen die ervoor zorgen dat uw bloed stolt bij een wondje. Zo maakt het lichaam een stolsel aan, waardoor het bloeden stopt. Als het bloeden is gestopt, wordt het stolsel ook weer afgebroken. Bij trombose is dit systeem uit balans, waardoor er stolsel worden gevormd op plekken waar dit niet nodig is.

trombose in een ader
Trombose in een ader

Over antistollingsmedicijnen

Antistollingsmedicijnen (of bloedverdunners) zijn medicijnen die ervoor zorgen dat het bloed minder snel stolt. Hierdoor is de kans kleiner dat u trombose krijgt.

Wanneer krijgt u antistollingsmedicijnen?

De kans op trombose is hoger bij verschillende ziektes, of bij een bepaalde ingreep of operatie. We geven u antistollingsmedicijnen om de kans dat u (nog een keer) trombose krijgt te verkleinen. Bij deze ziektes, ingrepen of operaties schrijven we antistollingsmedicijnen voor:

  • Bij een hartritmestoornis, zoals boezem- of atriumfibrilleren
  • Bij een kunsthartklep
  • Na een dotterbehandeling of stentplaatsing
  • Na een trombose
  • Na een hersen- of hartinfarct
  • Na een operatie of tijdens het dragen van een gipsverband, waarbij u minder mobiel bent
  • Bij een erfelijke stollingsziekte
  • Bij kanker, vooral tijdens de behandeling

Soorten antistollingsmedicijnen

Er zijn vier soorten antistollingsmedicijnen. Uw arts bepaalt welk medicijn u krijgt.

Bloedplaatjesremmers of trombocytenaggregatieremmers (TAR)
Bloedplaatjes of trombocyten zijn kleine cellen die aan elkaar plakken om een stolsel te vormen. De TAR’s maken de bloedplaatjes minder kleverig, waardoor er minder snel een stolsel vormt.

TAR’s worden vaak gebruikt bij (een kans op) trombose in de slagaders. TAR’s zijn ‘lichte’ bloedverdunners die (relatief) makkelijk te gebruiken zijn. TAR’s zijn tabletten. Ze worden vaak in één dosering gegeven en uw bloed hoeft niet gecontroleerd te worden.
trombose bloedplaatje en rode bloedcel
Vitamine K-antagonisten (VKA)
De lever gebruikt vitamine-K om stofjes te maken die zorgen dat het bloed stolt. Deze stofjes noemen we stollingsfactoren. VKA's zorgen dat de lever geen stollingsfactoren meer kan maken van vitamine-K. Daardoor zijn er minder stollingsfactoren en stolt uw bloed minder snel.

VKA’s worden vaak gebruikt bij kunstkleppen, boezemfibrilleren en trombose. VKA’s zijn tabletten. Het is lastig om te bepalen hoeveel VKA’s u nodig heeft. Als u VKA’s gebruikt kan uw bloed te traag of te snel gaan stollen, door bijvoorbeeld ziek zijn, een ander voedingspatroon of veranderingen in uw medicijnen. Daarom wordt u, als u VKA’s gebruikt, aangemeld bij de trombosedienst. Bij de trombosedienst wordt regelmatig uw bloed gecontroleerd. Op basis van de waarden in uw bloed, wordt bepaald hoeveel VKA's u kan nemen.

De trombosedienst is altijd beschikbaar voor vragen over VKA's.

Directe Orale Anticoagulantia (DOAC)
DOAC’s stoppen de werking van één specifieke stollingsfactor.

DOAC’s worden gebruikt bij trombosebenen, een longembolie en om trombose te voorkomen bij boezemfibrilleren. DOAC’s zijn tabletten. DOAC’s werken even goed als VKA’s. DOAC’s hebben een stabiele werking en zijn (relatief) makkelijk te gebruiken. De bloedstolling wordt niet snel te traag of te snel. Daarom is het met DOAC’s niet nodig om uw bloed te controleren. U neemt elke dag een vaste dosis volgens het voorschrift van de arts.

DOAC’s werken kort en zijn ook snel weer uit uw lichaam verdwenen. Als u de tabletten vergeet in te nemen, dan neemt het risico op trombose toe. Daarom is het belangrijk dat u de tabletten niet vergeet in te nemen.

Laag Moleculaire-Gewicht Heparine (LMWH)
Laag Moleculaire- Gewicht Heparines zijn antistollingsmiddelen in de vorm van injecties. U kunt deze spuitjes onder de huid (laten) toedienen. Uw arts bepaalt de dosering van de LMWH aan de hand van uw nierfunctie, het gewicht en de reden dat u een bloedverdunner gebruikt.

De LMWH injecties worden voorgeschreven als u:

  • een operatie moet ondergaan.
  • een periode van bedrust heeft.
  • zwanger bent en een veneuze trombose heeft of een verhoogd risico op trombose.
  • na een trombose of longembolie nog niet stabiel genoeg bent ingesteld op de tabletten van de trombosedienst.
  • tijdelijk uw eigen antistollingsmiddel(en) moet stoppen in verband met een operatie of bijvoorbeeld een (tandheelkundige) ingreep (dit noemen we overbrugging of bridgen).
Net als bij de VKA's, kan het bij LMWH's lastig zijn om te bepalen hoeveel u nodig heeft. Daarom worden sommige mensen die LMWH's krijgen aangemeld bij de trombosedienst. Bij de trombosedienst wordt regelmatig uw bloed gecontroleerd. Op basis van de waarden in uw bloed, wordt bepaald hoeveel LMWH's u kan krijgen.

Waar u op moet letten als u antistollingsmedicijnen gebruikt

Antistollingsmiddelen zorgen ervoor dat uw bloed minder snel stolt en hierdoor neemt de kans op een trombose af. De tragere bloedstolling zorgt er ook voor dat u makkelijker bloedt. Een wond (aan de buitenkant of binnenkant van uw lichaam) zal langer en heviger bloeden.

Het is erg belangrijk dat u de antistollingsmedicijnen goed inneemt en het advies van de arts goed opvolgt. Anders kunnen de medicijnen gevaarlijk zijn. Als uw bloedstolling té traag is, kan het erg moeilijk zijn om het bloeden te stoppen. Daarom moet u opletten op de alarmsignalen van een bloeding.

Alarmsignalen van een bloeding

Neem direct contact op met uw behandelend specialist, huisarts of de trombosedienst (als u daar onder behandeling bent) bij:

  • Roodgekleurde urine
  • Gitzwarte ontlasting of bloed bij de ontlasting
  • Uitvalsverschijnselen van uw arm of uw been, een scheef gezicht of niet goed kunnen praten
  • Plotselinge, hevige pijn in de buik
  • Een grote blauwe plek groter dan 10 cm doorsnede
  • Plotseling ontstaan van blauwe plekken zonder aanwijsbare oorzaak
  • Een langdurige bloedneus die langer dan een half uur aanhoudt
  • Het ophoesten of braken van bloed

Combinatie met andere geneesmiddelen

Sommige geneesmiddelen kunnen de werking van antistollingsmedicatie beïnvloeden. Hierbij versterken ze het effect of werken het juist tegen.

Het is heel belangrijk dat uw apotheek, uw behandelend arts en de trombosedienst een actueel overzicht hebben van welke medicijnen u gebruikt. Dit geldt ook voor de geneesmiddelen die u zonder recept koopt, bijvoorbeeld bij de drogist. Zorg er altijd voor dat u een actueel medicatieoverzicht bij u heeft, als daarom gevraagd wordt.

Operatie en ingrepen met antistollingsmedicijnen

Moet u tijdens uw antistollingsbehandeling een ingreep, tandartsbehandeling of operatie ondergaan? Vertel dan altijd aan uw behandelend arts en anesthesioloog dat u antistollingsmedicatie gebruikt. Voor sommige ingrepen kan het nodig zijn om even te stoppen met uw antistollingsmedicatie, om een bloeding te voorkomen. Als u wordt behandeld door de trombosedienst, moet u de trombosedienst laten weten dat u een ingreep of een operatie krijgt. Zij moeten weten welke ingreep u krijgt en wanneer deze plaatsvindt.

Leefregels met antistollingsmedicijnen

Het is belangrijk dat u de antistollingsmedicijnen altijd gebruikt volgens het voorschrift. Bent u een dosis vergeten? Overleg dan met de trombosedienst of apotheker wat u moet doen.

Wees alert

Ook is het goed als u zelf alert blijft op het gebruik van antistollingsmedicijnen. Gaat u naar huis vanuit het ziekenhuis of gaat u naar een verzorgingstehuis? Let op of uw antistollingsmedicijnen niet veranderen. Vertel uw arts of verpleegkundige ook altijd dat u antistollingsmedicijnen slikt als u weer naar huis mag.
medicijnen

Bewegen en sporten

Sporten en bewegen is altijd goed. Beweging verlaagt de bloeddruk en vermindert de kans op een trombose. Ook vermindert het de kans op botontkalking.

We raden u wel af om bepaalde sporten te doen, die het risico op een bloeding verhogen. Doordat u antistollingsmedicijnen slikt bloedt u namelijk langer is een bloeding minder makkelijk te stoppen. De sporten die we afraden zijn:

  • Contactsporten zoals (kick)boksen en judo
  • Diepzeeduiken en bergbeklimmen boven de 2500 meter

Vakantie

Zorg er altijd voor dat u genoeg medicijnen bij u heeft voor de duur van uw reis. Neem een actuele medicijnlijst mee, eventueel in het Engels. Deze kunt u opvragen bij de trombosedienst of de apotheek. Mocht er iets gebeuren op vakantie, vertel de hulpverleners dat u antistollingsmedicijnen gebruikt en laat de medicijnlijst zien.


Meer informatie

De Trombosestichting Nederland
Dobbeweg 1A, 2254 AC Voorschoten
Telefoon: (071) 561 77 17
Website: www.trombosestichting.nl
E-mail: tsn@trombosestichting.nl

Bij de Trombosestichting Nederland kunt ook een gratis persoonlijke Antistollingspas aanvragen.

Nog een aantal belangrijke gegevens:

De Harteraad
Prinses Christina- Amaliastraat 10, 2496 XD Den Haag
Telefoon: (088) 111 16 00
Website: www.harteraad.nl

Federatie van Nederlandse Trombosediensten (FNT)
Rijnsburgerweg 10, 2333 AA Leiden
Telefoon: (071) 561 77 76
Website: www.fnt.nl
E-mail: fnt@fnt.nl

Meer informatie over antistollingsmedicijnen op thuisarts.nl:
Ik gebruik een bloedverdunner (DOAC). Waar moet ik op letten?
Ik gebruik een bloedverdunner (cumarine). Waar moet ik op letten?
Ik gebruik een bloedverdunner (bloedplaatjesremmer). Waar moet ik op letten?
Ik ben vergeten mijn bloedverdunner te slikken


Heeft u nog vragen?

Heeft u nog vragen? Stel ze aan uw (huis)arts, de trombosedienst of apotheker.

BeterKeten
Deze folder kwam tot stand in samenwerking met Beter Keten. Dit is een samenwerkingsverband van diverse ziekenhuizen in de regio Rotterdam Rijnmond